Eind vorig jaar stuurde ik ruim 2000 mensen een e-mail waarvoor ik me nog steeds een beetje schaam. In mijn wekelijkse nieuwsbrief, de Schrijfvis schreef ik: passieve zinnen zijn een soort parasieten die het leven uit je teksten zuigen. Hier lees je hoe je ze vermijd.
Pas toen ik op ‘send’ had gedrukt, viel het me op dat ik een t was vergeten achter ‘vermijd’.
Eerlijk is eerlijk: het gebeurt me wel vaker dat ik een dt-fout maak. Vooral als ik een eerste versie van een artikel ter inzage opstuur aan geïnterviewden. Dan schrijf ik bijvoorbeeld ‘dat heeft niemand zo bedoelt’, in plaats van ‘dat heeft niemand zo bedoeld’.
Dt-fouten zijn regelrechte blamages als schrijven je beroep is. Ik vraag me dan ook vaak af hoe dit soort blunders ontstaan in mijn hoofd. De spellingregels ken ik goed, op de school was spelling zelfs één van de weinige onderdelen waarin ik uitblonk.
Maar tijdens het schrijven lijken de regels soms weg te zakken in mijn overpeinzingen over de stijl, de spanningsboog en de precieze formulering van de tekst. Hoe kan ik dat voorkomen?
De Belgische taalkundige Dominiek Sandra heeft mogelijk het antwoord op die vraag.
Dt-fouten: hoe voorkom je ze?
Sandra deed onderzoek naar de hersenprocessen die leiden tot dt-fouten. Bij een studie liet hij honderden scholieren dictees maken. Soms hadden de proefpersonen alle tijd, soms werkten ze onder tijdsdruk. Wat bleek? Onder tijdsdruk maakten zelfs de scholieren met uitstekende cijfers voor spelling vaak dt-fouten.
Volgens Sandra komt dat omdat ons werkgeheugen overbelast raakt als we onder druk staan bij het schrijven, door een beperkte tijd of omdat we heel gefocust zijn op de inhoud. We hebben dan niet genoeg aandacht om alle spellingsregels minutieus toe te passen. Daarom gaat ons brein als het ware op de automatische piloot spellen.
Bij het schrijven van werkwoordsvormen kiezen we dan simpelweg voor de vorm die het meeste voorkomt. Zo schreven de scholieren die onder druk stonden vaak ‘ik wordt’ in plaats van ‘ik word’. Volgens Sandra is dat niet onlogisch. De werkwoordsvorm ‘wordt’ komt 65 keer vaker voor in de Nederlandse taal dan de vorm ‘word’, zo blijkt uit CELEX, een grote databank van Nederlandse teksten.
Vertrouwd
Onbewust hebben we een voorkeur voor dit soort veel voorkomende werkwoordsvormen. Sandra’s collega-onderzoekster Lien van Abbeneyen vergelijkt het met mensen die we vaak tegenkomen, zoals familieleden. Die geven ons een vertrouwd gevoel.
“Je kunt het vergelijken met mensen die je op straat ontmoet”, verklaart ze in Taalschrift. “Als ik een familielid ontmoet, zal ik dat meteen weten. Maar als dat een student is, die ik maar enkele keren heb gezien in een volle aula, dan zal ik gaan twijfelen.”
Op dezelfde manier twijfelen we volgens haar vaak aan werkwoordsvormen die niet vaak voorkomen (‘word’) en gaan we in de fout.
Kortom: als we dt-fouten te allen tijde willen voorkomen, moeten we onze hersenen van de automatische piloot afhalen bij het schrijven. Maar hoe doe je dat? Hieronder vijf tips, gedestilleerd uit het onderzoek van Dominiek Sandra en Lien van Abbeneyen.
1 – Let op bij homofonen
De proefpersonen in de studie van Sandra maakten de meeste dt-fouten bij zogenoemde homofonen. Dat zijn werkwoordsvormen die dezelfde klank hebben, maar anders worden gespeld, bijvoorbeeld ‘bedoeld’ en ‘bedoelt’, of ‘vermijd’ en ‘vermijdt’.
Doordat je aan de klank niet kunt horen, hoe je deze woorden schrijft, is de kans groter dat je brein simpelweg voor de meest voorkomende werkwoordsvorm kiest.
2 – Doe aan spellingsrevisie
Niet alleen bij het schrijven, maar ook bij het lezen zien we vaak dt-fouten over het hoofd in werkwoordsvormen die veel voorkomen. Dat blijkt uit een experiment waarbij Sandra proefpersonen een tekst vol spelfouten liet lezen. De deelnemers lieten dt-fouten relatief vaak staan, vooral in homofonen.
Dat komt waarschijnlijk omdat we ook bij het nalezen van een tekst op allerlei zaken tegelijk letten: de stijl, de formulering en de spanningsboog. Daardoor checken we de spelling nog steeds op de automatische piloot.
De enige manier om dt-fouten effectief uit te roeien is volgens Sandra een extra revisieronde waarbij je een tekst alleen op spellingsfouten scant, en dan vooral in homofonen. “Dat is heel onnatuurlijk, maar het is de enige manier.”
3 – Laat je teksten nalezen door iemand anders
Dan verklein je de kans dat je dt-fouten over het hoofd ziet. Met een tekst die je zelf hebt geschreven, raak je snel vertrouwd. ‘Je werkgeheugen heeft dan een duidelijk verwachtingspatroon van de woorden die gaan komen’, aldus Sandra. Spelfouten vallen dus altijd minder op in je eigen teksten.
4 – Ken je spelling én grammatica
Het kan natuurlijk nooit kwaad om de spellingsregels nog eens goed door te nemen.
Maar dt-fouten voorkomen, is niet alleen een kwestie van de spellingregels goed kennen. Ook grammatica is belangrijk. Sandra geeft in een interview met De Morgen deze voorbeeldzin: ‘Word nu eens volwassen.’
In die zin kun je de juiste werkwoordsvorm van worden alleen bepalen als je weet dat de zin in de gebiedende wijs staat en je dus alleen de stam van het werkwoord moet nemen. Kortom: probeer ook eens een zin te ontleden als je onzeker bent over een d of een t. Staat er een onderwerp in dat handelt? Heb je ook te maken met een lijdend voorwerp en een voltooid deelwoord? Of is de zin een gebiedende wijs?
5 – Denk niet dat jij de uitzondering bent
De belangrijkste conclusie uit het onderzoek van Sandra is dat iedereen dt-fouten maakt, ook mensen die uitstekend op de hoogte zijn van spellingregels. Dt-fouten zijn vaak een gevolg van een verkeerde focus, en dat kan iedereen overkomen, zelfs de beste schrijvers ter wereld.
William Shakespeare stond bijvoorbeeld bekend om zijn spelfouten. Hij had vooral moeite met voltooid deelwoorden: zo schreef hij blessed vaak als blest en wrapped als wrapt. Kortom: je bent in goed gezelschap als je dt-fouten maakt.
Lees ook:
– ’t Kofschip: met dit ezelsbruggetje maak je minder dt-fouten
– Waarom ’t kofschip nu sexy fokschaap heet
– Zo vind je de persoonsvorm in een zin (en wat je daaraan hebt)
Schrijf je net als 10.000 anderen in voor mijn wekelijkse schrijftip. De ‘gouden’ tip ontvang je meteen! Klik op de mail.
Boek schrijven?
Abonneer je op mijn speciale nieuwsbrief voor schrijvers van boeken. Elke week inspiratie en tips.
Wie is Schrijfvis eigenlijk? En wat kun je hier doen?
Klik op de button en neem een kijkje bij de cursussen: je kunt meteen beginnen!
Welke schrijfcursus op Schrijfvis past bij jou? Vergelijk de cursussenLuister de Schrijfvis-podcast
Verrassende interviews met inspirerende schrijvers, copywriters, journalisten zoals Mensje van Keulen, Govert Schilling, Aartjan van Erkel, Jozua Douglas en de bekendste literair agent van Nederland.
Luister de podcast
Lees ook:
Leuk stuk, en ook erg herkenbaar! Gelukkig hoorde ik al van andere schrijversvrienden dat ik hier zeker niet de enige in ben ;)! Een foutje sluipt erin voor je het door hebt.
‘Proefpersonen maakten de meeste dt-fouten bij homofonen.’ Het hele dt-probleem is toch uitsluitend te wijten aan homofonen? Je hoort aan het eind van het woord het verschil niet tussen d, t en dt. Zijn er dan ook nog dt-fouten die daar niet aan te wijten zijn?
Het gaat om de werkwoordsvorm. Om de vervoeging.
In dit geval: hij bedoelt het goed. Maar: hij heeft het goed bedoeld.
Persoonsvorm klinkt hetzelfde als voltooid deelwoord.
Voor het werkwoord voltooien gaat dit ook op, zoals je ziet.
Goed artikel!
Nog een aanvullende tip bij punt 4: vervang het werkwoord waar je over twijfelt door “lopen” of “horen” dan hoor je over het algemeen of er een t achter komt of niet.
Goed artikel! Wel leuk om te zien dat direct nadat je een dt-fout een blamage noemt voor schrijvers je twee woorden omdraait waardoor de zinsvolgorde niet klopt.
“Dt-fouten zijn regelrechte blamages als schrijven je beroep is. Ik vraag dan me ook vaak af hoe dit soort blunders ontstaan in mijn hoofd.” (Me en dan omdraaien leest toch echt beter). Ach ja, ook schrijvers zijn maar gewoon mensen hè.
Met of zonder dt-fouten blijf ik toch gewoon je nieuwsbrief lezen hoor!
Bedankt Wendy, ik schrijf zonder eindredactie, dus die foutjes zullen er helaas af en toe in zitten 😉 Dankzij jou weer één minder.
Groet!
Oh! Ik wil best je nieuwsbrieven even voor je doorlezen voordat je ze online zet hoor. Kleine moeite. Aanbod staat! Ik hoor het wel.
Groet Wendy
Beste
Nog zo’n instinker: “passieve zinnen zijn een soort parasieten die het leven uit je teksten zuigen”.
Een soort is enkelvoud en dus moet je werkwoord ook in het enkelvoud gesteld worden. Dus: “een soort parasieten die …. zuigt”
Toegegeven, het voelt vreemd aan maar het is wel juist.
Cfr. “een aantal”, “een drietal”, “een tiental” zijn allemaal woorden in het enkelvoud maar die instinctief aanvoelen als meervoud.
En dus: “een tiental parasieten die … zuigt”
Groeten,
Geert
Volgens mij klopt het niet wat je zegt Geert.
Taaldvies.net zegt:
De keuze tussen enkelvoud en meervoud hangt hier af van wat als kern van het onderwerp dit soort mensen wordt opgevat. Als het enkelvoud dit soort als kern wordt beschouwd, leidt dat tot de enkelvoudige persoonsvorm is. Als het meervoud mensen als de kern van het onderwerp wordt opgevat, is de meervoudige persoonsvorm zijn de logische keuze. Beide opvattingen zijn grammaticaal te verdedigen.
Als je voor het enkelvoud gaat, moet je wel het juiste betrekkelijk voornaamwoord gebruiken: ”dat” ->”een soort parasieten dat het leven uit je teksten zuigt”, waarbij alles na ”parasieten” betrekking heeft op ”soort”.
En anders meervoud:”een soort parasieten die het leven uit je teksten zuigen.”, waarbij alles na ”soort” één geheel is.
Beter geen taalles geven als je er zelf niks van bakt.
Bedankt voor de sympathieke opmerking. Ik schrijf me onmiddellijk uit voor nieuwsbrief.
Die opmerking kwam niet van mij Geert, ik waardeer je commentaar, jammer als je je uitschrijft, maar is natuurlijk aan jou.